Nog een stukje van het Levensverhaal en dan ben ik tijdelijk afwezig. Ik heb besloten dat ik mijn belofte aan mezelf niet breek door tijdelijk niet te publiceren op deze blog, want schrijven doe ik toch wel elke dag. Ik ga nieuwe inspiratie opdoen en zien wat daar uit voortkomt.
Deel 5 Levensverhaal
Ik zat naast haar bed. Haar ogen waren gesloten. Het mondkapje gaf een surrealistisch beeld aan het geheel. Ze leek een beetje op een buitenaards wezen. De groeven in haar gezicht waren dieper geworden. Een onherbergzaam landschap dat barre tijden verried. Haar leven was een aaneenschakeling van drama’s geweest die ze altijd luchtig en vol humor bracht. Maar die groeven symboliseerden de pijn en het verdriet. Ik sloot mijn ogen en herinneringen flitsen met grote kracht door mijn hoofd. De een na de ander in een razend tempo. Ik zie haar in haar auto op me wachten als ze me kwam ophalen van thuis, eens in de twee of drie weken. Haar zoon stond voor de deur en daarachter stond ik met mijn weekendtas. Altijd was er die spanning. Altijd dat moment dat de deurbel ging en de overdracht zonder woorden, zonder aanraking plaatsvond. Ik liep dan met bonzend hart naar de auto waar zij zat. Ik ruik nu haar geur. Die vertrouwde parfum die ze altijd droeg, hing in de auto als een warme deken. Ik ging op de achterbank zitten en sloeg de deken om me heen. Pas na een aantal minuten kon ik mijn blijdschap uiten. Buiten het zicht van die ander, de gekwetste of beter gezegd, de gekwelde.
Dan springen mijn gedachten met een rotgang naar jaren verder. Ik zit op een stoel bij het raam. Voor me staat een beuken ovalen salontafel, eentje die met de nodige boenwas glimmend en trots in de kamer staat. Die tafel was mooi, maar daar keek ik niet naar. Er stond een handgeblazen glazen schaaltje op tafel dat mijn aandacht trok. In dat schaaltje lagen de mooiste schatten die ik ooit zag. Edelstenen van verschillend formaat en kleur. Mooie lapis lazuli, rozenkwarts, amethist en de zwarte mysterieuze onyx. Gefascineerd was ik door die stenen. Ze hadden magische krachten, kwamen uit Zuid-Afrika en mochten nooit aangeraakt worden, waardoor ze telkens aan magie wonnen. Ik vond haar net een tovenaar, een heks misschien. Wat deed ze toch met die stenen?
Ze opende opeens haar ogen, kwam overeind en keek me indringend aan. Ze moest geschrokken zijn van mijn blik want het eerste dat ze zei was: ‘ik ben nog niet dood’. De eeuwige ijsbreker. Ze was zo charmant en kon, hoe moeilijk en ongemakkelijk een situatie ook was, altijd het ijs breken. Soms subtiel, soms geforceerd, maar daarna voelde iedereen zich altijd beter. Haar humor was onovertroffen en met die, van nature aanwezige, charme veroverde ze elk mens. Ze was ook een flirt. Zelfs op de eerste hulp kreeg ze het nog voor elkaar om een dokters assistent van circa vijftig jaar jonger aan het blozen te krijgen. Ik moest lachen: ‘natuurlijk ben je niet dood en dat moet je ook nog maar een tijdje uitstellen. Je laat me toch niet alleen?’ Zodra ik de vraag stelde besefte ik hoe egoïstisch deze klonk. Ik bepaalde toch niet haar moment van sterven. Het was haar moment, haar lijf en haar leven. Het was egoïstisch om me aan haar vast te klampen, maar ik voelde dat ik nog zo veel van haar kon leren en dat ik haar nodig had. Zeker nu. De tijd dat we samen zijn geweest was zoveel korter dan de tijd dat we uit elkaar waren. Uit elkaar door boosheid, verwijten, onbegrip. De schuldvraag was niet relevant, maar de pijn bleef. En nu, nu we elkaar weer gevonden hadden ging ze me verlaten. Dit verlaten zou definitief zijn. Hierna kon ik haar niet meer zoeken, vinden, bevragen en bewonderen. Dan was het voorbij.