blozend kijkt ze me aan
haar rode kleur past bij de
inhoud van de doos in haar handen
doorzichtig achter het raam
wachten zij daar op verlossing
roerend zonder suiker puur genot
Lieve is haar naam
dat valt nog maar te bezien
alles gaat door haar handen
ritmisch als tromgeroffel, veegt ze alles
over de glanzende metalen plaat
alsof ze de straat boent na de storm
schel geluid vult de ruimte
vragenvuur geeft me onbehagen
bonnetje, zegeltjes, spaaracties?
blauwe ogen kijken op antwoorden
blijven steken, hangen in de ruimte
als een mug zoemend rond mijn hoofd
de kou grijpt me bij mijn nek
mijn huid tintelt, krimpt ineen
Lieve veegt alles in de hoek
het goud rol naar beneden, botst tegen wanden die ze
voor het eerst ontmoet en vertrekt gedeukt
maar o zo zoet de ruimte
het klamme plastic vult zich
staat bol en herbergt de noodzaak
voor het bestaan en meer
zonder lucht geen adem
zonder rood geen genot
zonder inhoud geen bestaan