Keiharde muziek stuitert tussen de bomen door richting de tenten. Mensen schrikken op en grijpen naar hun oren. Dan begint de olifant te toeteren en te spetteren. Om en om trompettert de slurf en dan weer pakt deze water en sproeit over alle mensen heen. De mensen pakken verschrikt hun jassen en houden hun handen boven hun hoofd. Goeloe begint vervolgens met gooien. Grote stenen en takken. Hij probeert de mensen niet te raken, want dat vindt hij toch een beetje zielig. Die arme mensen die alles kapot willen maken, moeten een lesje leren met hun hoofd en dat doen ze het beste als daar geen bult op zit. Lorabella vliegt naar de dichtstbijzijnde boom en begint te schreeuwen: ‘MENSEN, VERTREK. JULLIE ZIJN HIER NIET WELKOM. JULLIE MAKEN ALLES KAPOT. DIT IS EEN WAARSCHUWING. ALS JULLIE NU NIET VERTREKKEN, KOMEN WE TERUG. IN DE NACHT EN VERSLINDEN JULLIE IN JULLIE SLAAP. WE ETEN JULLIE OP, BOTJE VOOR BOTJE EN VAN JULLIE HAREN MAKEN WE VACHTJES DIE ONS WARM HOUDEN IN DE WINTER. VERDWIJN.
De mensen kijken en roepen. De stenen blijven rond hun oren vliegen. De muziek wordt steeds harder en de olifant blijft toeteren en water sproeien. En dan, als ze denken dat ze het ergste hebben gehad, komt Tillie aangelopen. Ze loopt recht op de mensen af en opent haar bek. Ze schijnt met haar zaklamp en ze is opeens een reusachtige schaduw en verschijning. Grote blinkende tanden als messen staan rechtop in haar bek en Lorabella roept: DE LAATSTE KANS, MENSENWEZENS. VERTREK. EN ANDERS VREET IK JULLIE OP. IK HAAL AL MIJN VRIENDEN, ZUSSEN, NICHTJES EN OOMS EN TANTES. WIJ SCHROKKEN JULLIE IN EEN MUM VAN TIJD OP. FOETS, WEG ZIJN JULLIE. VERDWIJN. DIT BOS IS VAN ONS.
Ik zie de mensen huilen en hun spullen pakken. Ze laten de tenten staan, maar nemen de machines en auto’s mee. Ze kijken niet om, maar rijden en rijden, steeds verder weg. Dan opeens is het stil. De radio gaat uit, er vallen geen stenen meer uit de lucht en Lorabella houdt haar snavel. Tillie sjokt terug en grinnikt. ‘Dat was leuk zeg. Zag je die mensen. Ze trapten er echt in. Die zien we nooit meer terug.’
We lopen met elkaar terug naar de grote boom. Ik zit op de rug van de olifant en Goeloe springt van tak naar tak. Lorabella zet haar radio terug en ziet iets op de grond liggen. ‘Wat ligt daar nu?’ vraagt ze. Ik kijk nu ook naar beneden. Het is het boek dat ik op mijn kamer aan het lezen was. De olifant zet me voorzichtig op de grond. ‘Volgens mij is het tijd om te vertrekken,’ zegt hij. Ik denk dat hij gelijk heeft, maar ik wil niet. Ik houd me vast aan zijn slurf. Hij duwt me zacht van zich af. ‘Lieve Fien, jij bent een echte dierenvriendin. Bedankt voor al je hulp. Er zijn nog meer dieren die jouw hulp kunnen gebruiken. Ga nu terug naar huis. Wij zullen je nooit vergeten.’ Goeroe geeft me een aai over mijn krullen. ‘Ga lieve meid, jij bent een goed mensenkind.’ Tillie laat een traan rollen over haar wang. Lorabella begint zachtjes te zingen: ‘Ga nu, ga nu, lief mensenkind, ga nu.’
Ik kijk iedereen nog één keer aan en pak dan het boek. Ik blader naar de bladzijde waar ik was gebleven en begin te lezen. Na drie zinnen voel ik me weer duizelig worden. Mijn rechterarm verdwijnt in het boek, dan mijn linkerarm, mijn benen, mijn bovenlichaam en mijn hoofd. Ik knipper met mijn ogen en voel het zachte matras onder mijn billen. Ik zit weer op mijn kamer en hoor geklop op de deur. ‘Josephien, kom je eten lieverd? We eten vandaag pannenkoeken, speciaal voor jou,’ roept mamma. Mijn maag rammelt. Ik spring van mijn bed, trek snel mijn roze jurk aan en loop met een gelukzalig gevoel naar beneden mijn pannenkoeken tegemoet en misschien wel een volgend avontuur. Wie weet.
EINDE