Humor

In Berlijn is men zich sterk bewust van de geschiedenis. Dat zie je duidelijk terug op straat. We kennen allemaal de verhalen en de beelden zijn op ons netvlies gebrand. Mijn opa is gedeporteerd naar Duitsland om te werken aan een spoorbaan. Misschien wel een spoorbaan waar over heen ik reed naar Berlijn. Hij vertelde nooit iets over zijn tijd in het werkkamp. Mijn oma daarentegen wel. Zij kon moeilijk leven met hem. Hij schrok ’s nachts wakker en zag dan kameraden door de straat rennen die in brand waren gestoken, want als je niet hard en snel genoeg werkte werd er napalm over je heen gegooid door een nazi. Daarna werd je aangestoken en lachten de die nazi’s net zolang tot het slachtoffer neerviel. Het rennen als je in de brand staat, ziet er blijkbaar grappig uit. Dit verhaal heeft me nooit losgelaten. En al die andere verhalen ook niet. Door de oorlog was mijn opa veranderd. Nors, emotioneel gehandicapt en bruut. Dat was voor iedereen, vooral mijn oma, erg moeilijk.

In een enorme boekwinkel in Berlijn (ik kan niet vaak genoeg benadrukken hoe enorm alles daar is) vond ik in The English Bookstore een boekje met politieke, religieuze en absurdistische cartoons van Oliver Ottitsch. De omslag van zijn boekje sprak me gelijk aan. De humor spat er van af. Ik geloof in humor. Humor geeft verlichting, biedt perspectief, hoop en zorgt voor discussie. Wat mij betreft kan humor altijd en overal en over van alles. Dat is een stoere uitspraak in de huidige tijd. Je kunt namelijk door humor om het leven worden gebracht. Humor is iets persoonlijks, maar kan daarnaast iets aankaarten wat meerdere mensen aangaat. Humor stelt de tijd ter discussie, duidt en roept op tot actie. Vaak werkt humor sneller dan politiek.

Ik wil de omslag van het boekje delen met iedereen. Met daarbij de oproep: breng meer humor in het leven. Als een Duitse Oostenrijker of een Oostenrijkse Duitser een dergelijke spotprent kan maken dan zegt dat veel over een volk, te meer als de medelanders hier hartelijk om kunnen lachen en de maker bekronen.

sh-250-400-nazi%20dolphins_u1_web

 

 

 

 

 

 

Advertentie

Cadeau

Vorige week voelde ik me verkouden. Dichte neus, pijn in mijn keel en wakker liggen door aanhoudende hoest. Dat werk. Vermoeiend en akelig, maar voor mij geen reden om niet te gaan werken. Zeker niet nu het vooruitzicht van een stedentrip er aan kwam. Ik ben nogal loyaal naar mijn werkgever en wil alles netjes afronden voordat ik weg ga, ook al is het maar voor een paar dagen.

Donderdag was mijn laatste werkdag en ik had die nacht amper geslapen. Ik moest zo veel hoesten dat ik op een gegeven moment (zo ergens rond half vier in de nacht) besloot mijn bed helemaal rechtop de te zetten (ja, die luxe heb ik), kussens in mijn nek en zo proberen de slaap te vatten. Dat was uiteindelijk gelukt en om zeven uur werd ik wakker met een stijve nek en een schrale pijnlijke keel. Even doorzetten maar. Kinderen naar school gebracht en naar het werk. Ik voelde me niet goed. Op zo een moment heb ik een klein trucje dat ik toepas. Ik trek dan de meest fleurige en kleurige kleding aan die ik heb om mezelf op te peppen en de schijn te wekken dat ik me goed voel. Ik heb ooit gelezen dat voor een blij gevoel je alleen maar hoeft te glimlachen. Of je het nu meent of niet, dat maakt niet uit. Ik sjokte door de gang met een namaak glimlach. Ik had mijn Oxford- jurkje aan. Ultra kort jurkje met blauwe en groene en roze bloemetjes. Daaronder een zwarte nepleren legging. Mijn favoriete Ecco schoenen daar weer onder. Die voelen aan als slofjes. Om het ultra korte wat te bedekken had ik een lang grijs gehaakt vest er overheen aan. Het zag er al met al (onder deze omstandigheden) best aardig uit. Helaas wilde mijn haar niet meewerken, maar goed. Je kan niet alles hebben.

Al sjokkend door de gang riep ik hier een daar goedemorgen naar collega’s en was al uitgeput toen ik bij mijn kamer kwam. En dan te bedenken dat de werkdag nog moest beginnen. Ik kwam op mijn kamer en er begon gelijk een lichtpuntje te gloeien, want mijn onvriendelijke, oncollegiale en incompetente collega had vrij genomen. Dat zou de dag een stuk draaglijker maken. Ik hing mijn jas op. Klaagde wat tegen mijn stagiaire en keek toen naar mijn bureau.

Er lag een cadeau op mijn bureau. Ik raakte even van de wijs. Een cadeau op mijn bureau is net zoiets als sneeuw in Hawaï. Heel ongebruikelijk en onverwacht. Er zat een briefje bij. Het cadeau was voor mij (ik twijfelde of het niet verkeerd was bezorgd). Van een collega die ik laatste geholpen had. Ik zat er even mee in mijn handen. Ik voelde gelijk dat het een boek was. Een zware. Het was ingepakt in Sinterklaas papier. Voorzichtig maakte ik het open. Een blinkende zilveren kaft met de woorden GELUK staarde me aan. Geluk 2.0. The world book of Happiness. Wat een fantastisch cadeau. Hoe is het mogelijk dat je soms precies op het moment dat je het nodig hebt iemand of iets op je pad treft waar je op dat moment behoefte aan hebt. Ik voelde me gelijk een stuk beter. Mijn keel voelde minder prikkelig. De hoest was weggezakt en mijn tred werd lichter. Ik zag zelfs in mijn ooghoek dat de zon stiekem begon te schijnen.

Berlijn (2)

Ik zou nog terugkomen op de vraag of ik me, net zoals Kennedy, ook ein Berliner voel. Mijn antwoord is kort: Nein.

De stad is bijzonder, de geschiedenis voelbaar, maar ik voel geen verbinding. In Parijs duizelt het van de schoonheid, in Bath werd ik gegrepen door Jane Austen, Wenen kent de mooiste gebouwen en zo kan ik nog meer steden omschrijven. Wat ze allemaal gemeen hebben is dat ze op een of andere manier mij betoveren. Dat ik al struinend door de straten mezelf inbeeld hoe het zou zijn als ik daar zou wonen. Dat ik me waan een Parisienne te zijn of een English lady aan de high tea.

Maar in Berlijn heb ik die gevoelens niet. Ik voel alleen maar hoe het is geweest. Die oorlog zit dieper in mijn genen dan ik dacht. Het maakt dat ik de stad er niet los van kan zien. Daarbij opgeteld de mentaliteit van de mensen die ik ben tegen gekomen, zorgt ervoor dat ik deze stad zonder traan ga verlaten. Helaas: ich bin kein Berliner.

 

Kleur

stappen worden gezet
voeten weten het ook niet
kijk omhoog
gebouwen sluiten me in
het voelt niet als
een deken
meer als koud beton
stalen vingers grijpen
me bij mijn keel
voor me uit zie ik grijs
boven me
achter me
ingehaald door de
geschiedenis
gegrepen door pilaren
muren, stenen
de angst is voelbaar
de hoop vervlogen
de les vervaagd

ik zoek naar kleur
een bloem
een kind
een jas
een teken
opeens zie ik het
daar aan de overkant
een gezicht
wollen muts
bolletje hupt vrolijk
een lach breekt
een reflectie
gelukkig
daar ben jij
mijn kleur

 

 

Glimlach

Ik ben nu een paar dagen in Berlijn en er vallen me een paar dingen op. De gebouwen zijn enorm. Ik voel me klein en nietig. De geschiedenis wordt niet weggestopt, maar juist omarmd. Mooie gedenkplaatsen en indrukwekkende monumenten. Dat ontroert me. Ook is er uitstekend openbaar vervoer. Veel groen. Schoon. Allemaal prachtig.

Wat me daarentegen echt is tegen gaan staan is de mentaliteit van de mensen die ik heb ontmoet. Al is ontmoeten een groot woord. In een café wordt niet gevraagd of het eten heeft gesmaakt. Als je met een verloren blik op de stoep staat, krijg je geen hulp aangeboden. Mensen lopen tegen je aan zonder excuses. En erger nog…er wordt niet gelachen. Geen glimlach heb ik kunnen ontdekken. Dat is me echt opgevallen en tegengevallen. Wat kost zo een lach? Ik weet niet waarom het is, maar het maakt het bezoek wat grijs in plaats van roze met paars.

Morgen ga ik naar huis en weet al dat er stralende glimlachjes in alle kleuren van de regenboog zitten te wachten. Daar verheug ik me nu al op.

Dali

Vandaag ben ik naar een expositie van Dali geweest. Ik vind die man briljant. Ik ken vooral zijn schilderijen, maar nu stonden zijn  lithografieen in de spotlight. Daar bleek maar weer hoe fantastisch die man kon tekenen. Hij vertaalde zijn gedachten en fantasieën via zijn handen in beelden. De surrealistische kijk op de wereld blijft boeien. Ik raakte dan ook niet uitgekeken.

Waar ik erg om moest lachen waren de reclames waar Dali een hoofdrol in speelde. De manier waarop hij chocolade aanprees boezemde mij meer angst in dan lust in het bruine goud. Dali komt over als een excentrieke, beetje gekke, man. Maar dan wel een met een prachtige hand van tekenen en een uitmuntend commercieel inzicht.

Berlijn

Zus en ik zijn op stedentrip. Zonder mannen en zonder kinderen. Om vijf uur uit bed. Na amper geslapen te hebben stonden we in de vroegte en kou op het station. Alles verliep voorspoedig. Alleen dat mag ik niet zeggen, want volgens zussie roep ik dan hel en verdoemenis af op onze trip. Dat zegt ze uit ervaring.

Zus en ik reizen vaker. Niet zonder vertraging of andere ellende. Daar moeten we altijd om lachen.  Meestal tot ergernis van andere passagiers. Maar ja, ellende werkt gewoon sterk op onze lachspieren. Kunnen we niets aan doen.

Nu zijn we in Berlijn. We hebben een kamer waarin we ons mandarijntjes wanen. Oranje voert de boventoon. Ongelooflijk kitsch. Heerlijk. De badkamer heeft zelfs een gouden douchekop. Gekker moet het niet worden.

Zus en ik zijn nu moe. Onze eerste indruk van Berlijn is dat alles groots is en doorspekt met historie. Erg indrukwekkend.  Morgen gaan we meer ontdekken.  Wie weet eindigen we de trip met de legendarische woorden van wijlen Kennedy ” ich bin ein  Berliner “.

Rust

Afstand nemen zorgt voor rust. Mijn lichaam heeft op het moment twee dingen nodig. Twee op het eerste gezicht tegenstrijdige dingen, maar toch horen ze bij me. Rust en drukte.

Ik heb in het lijf en in mijn kop rust nodig en voed mijn inspiratie door de drukte op te zoeken. Op het moment dat de trein het spoor raakt, stopt en de deur voor me opent voel ik het binnenkomen. Veel mensen lopen langs me heen en voor me uit. Bijna raakt een vrouw in een mantelpak me aan. Blik op oneindig, druk pratend in haar telefoon. Hoofd iets schuin. Daarachter jongens die muziek draaien. Lachen hard. Een oude man zit op een bankje. Leest de Volkskrant. Ik hoor de roltrappen. Hakken. Trolleys. Gesprekken. De geluiden gaan gepaard met beelden. Het overvalt me niet. Ik ga er in mee en voel de rijkdom van de wereld. Al die verschillende mensen. Allemaal om en nabij mij. De inspiratie komt. Ik ga mooie dagen tegemoet. Wat levert het op? Dat is de vraag. Daar kom ik op terug.

Nelson

Mijn held zei ooit:

No one is born hating another person
because of the colour of his skin,
or his background
or his religion.

People must learn to hate,
and if the can learn to hate,
they can be taught to love,
for love comes more naturally
to the human heart than its opposite.

We hebben in de wereld meer mensen zoals Nelson Mandela nodig.
Sta op! Spreek je uit! Doe!

Emma

Ik ken iemand die een dochter heeft van 18 jaar en die een eetstoornis heeft. Dat heeft een enorme impact op het hele gezin. Eten is een beladen onderwerp en bewegen ook. Het meisje in kwestie telt calorieën, is een meester in rekenen geworden en weet alles over het menselijk lichaam zodat ze precies weet hoeveel calorieën ze inneemt en hoeveel ze in korte tijd weer uit haar lichaam kan werken.

Voor velen is eten een sociaal gebeuren. Je neemt aan tafel met elkaar de dag door. Ondertussen verbindt dat eten de gezinsleden aan elkaar. Er is een moment van rust en samenzijn. Misschien een ietwat romantisch beeld, maar wat ik zeker weet is dat eten verbroedert. Gezellig met vrienden naar een restaurant of uitgebreid koken, eten met de hele familie tijdens de Kerstdagen en als je jarig bent wordt er taart gehaald en chips en toastjes. Er is niet voor niets een televisieprogramma dat “Het diner” heet.

Als eten je vijand is dan vallen ook de sociale verbindingen weg. Erg ingewikkeld is dat. De moeder in kwestie heeft het er zichtbaar moeilijk mee. We praten af en toe over de situatie en ik krijg dan een flard mee van wat ze meemaakt: gesprekken met therapeuten, opname in een kliniek, therapieën, streefgewicht versus gezond gewicht etc.

Om meer beeld bij de problematiek te krijgen besloot ik gisteren naar de documentaire “Emma wil leven” te kijken. Van te voren had ik al een kort fragment gezien en was min of meer voorbereid op wat er zou worden vertoond. Emma, een knappe jonge meid van 18 jaar, voert een strijd op leven en dood. Het begint als ze 12 jaar is en een koekje bij de thee laat liggen. Later blijkt dat ze haar brood op school weggeeft en valt ze steeds meer af. De diagnose anorexia wordt snel gegeven en behandelingen volgen. Niets werkt permanent. Ze knapt soms een tijdje op en dan sleurt het monster van de ziekte haar weer verder mee de schaduw in. Ze wordt opgenomen en krijgt op een gegeven moment zelfs gedwongen voeding toegediend. Vastgenageld aan het bed zodat ze niet heen en weer gaat lopen om de ingebrachte calorieën weer te verbranden.

De documentaire laat Emma zien, haar ouders en vriendinnen, artsen en behandelaars komen aan het woord. Je ziet Emma afglijden en uiteindelijk de strijd verliezen. De hele tijd zit ik te huilen. Wat me het meeste raakt is dat ze op een bepaald moment, als ze echt ver is afgegleden en de dood aan haar trekt, besluit om het gevecht nog een keer aan te gaan. Een week later overlijdt ze, totaal uitgemergeld en uitgeput. Haar lichaam is op.

Emma wil een inspiratie zijn voor anderen en met haar beelden discussie opstarten. Wat mij betreft is ze geslaagd in haar missie. Ik heb diep respect voor deze jonge dame. Ze hield haar hoofd recht, bracht de nodige humor in haar leven en was ontzettend intelligent. Het beeld dat ik had over meiden met anorexia is veranderd. Dit is geen ziekte. Dit is een monster en wat hij wil is vernietigen. Bij Emma is dat gelukt. Nu hoop ik dat al die jongens en meiden die dit monster in zich hebben, het in de bek kunnen kijken en op tijd beslissen de strijd aan te gaan.