Een overtocht in die tijd was niet zonder gevaren. Met nog een aantal andere Nederlanders ging hij aan boord van de Kilcanny, een schip van de Grimsbylijn met bestemming Fulham. Wegens het oorlogsgevaar op zee, The Great War (de Grote Oorlog, zoals de Engelsen de eerste wereldoorlog noemden), was nog niet geëindigd, voer de Kilcanny met andere schepen in konvooi uit. De passagiers moesten zich na het instappen onmiddellijk naar hun hutten begeven en mochten deze niet weer verlaten. Dit werd gedaan om paniek te voorkomen, indien zich gevaar voordeed. Zo merkte op de Kilcanny dan ook niemand dat tijdens de overtocht ’s nachts een ander schip uit het convooi, de Kirkham Abbey, op een mijn liep en verging tezamen met alle opvarenden. Door een misverstand werden de reizigers voor Fulham onder de vermisten genoemd. De passagierslijsten waren verwisseld en thuis in Nederland werd het bericht van het vergaan van de Kilcanny overgebracht aan de familie. Onmiddellijk verkeerden zij in diepe rouw. De verloofde werd op de hoogte gesteld en plannen voor een herdenkingsceremonie werden gemaakt. Gedurende vijf dagen leefden allen in Nederland in de treurige veronderstelling dat vader was omgekomen. Op de zesde dag van zijn dood ontving de familie een telegram met het bericht dat hij aan boord van het andere schip was gestapt en goed in Londen was aangekomen.
De opluchting die het bericht teweegbracht zorgde ervoor dat zijn verloofde niet langer wilde wachten om zich bij hem te voegen. De wederzijdse families gaven hun toestemming en hij is “met de handschoen” met zijn verloofde gehuwd. Geen sprookjeshuwelijksdag, zoals in de huidige tijd wordt nagestreefd, maar een noodzakelijke formaliteit.
Na het sluiten van het huwelijk werd alles gereed gemaakt om zijn echtgenote zo snel mogelijk over te brengen. Vier weken duurde het nog voordat de oversteek gemaakt kon worden. Vanaf dezelfde plaats als haar echtgenoot twee maanden eerder was vertrokken voer de boot met daarop zijn grote liefde naar Londen.