Lief

Voor mijn lief van Ramses

Jij bent mij zo lief

Jij bent mij zo lief
Je bent mijn mooiste liefdesbrief
Jij bent mijn allerliefste maatje
Mijn daadje
Mijn zaadje
Ik vind jou zo mooi
Je lacht vertederend om mijn rotzooi
Je lacht bemoedigend in mijn morgen
Mijn zorgen
Soms verborgen
Ach mijn hart
Weet je dat
Jij mijn liefde bent gebleven
Zelfs nadat
Jij onze stad
Aan jouw nieuweling hebt gegeven

Op naar de volgende 20 jaar!

Beelden

 

DSC_0061

Beelden die me bij zijn gebleven van de vakantie in Frankrijk en die ik wil bewaren:

  • vastgeplakte wimpers van het onder water zwemmen door Rika
  • rode wangen van Cato en aan haar hoofd geplakte haren door het springen op de springkussens
  • Le Mont St. Michel in de nacht: de zon die zakt en de volle maan die opkomt
  • Markten vol mossels, kreeften en andere onbekende vissen die me met lege ogen aanstaren
  • luiken voor ogenschijnlijk vervallen huizen, maar niets is zoals het lijkt
  • de lampjes in de tent en de vraag van de dag: welke vind jij het aller mooiste?
  • Sien die elke ochtend komt ontbijten en restjes croissant tussen onze tenen wegpikt
  • de kampeerplek die rust uitstraalt en koelte biedt
  • de tuinman die elke dag zijn groene vingers aan het werk zet om de camping om te toveren tot een waar paradijs
  • het chateau: staat fier rechtop, maar is ook een tikje vervallen. De charme straalt er van af en de vraag popt op: wat heeft dit gebouw allemaal meegemaakt?
  • behaarde mannen in het zwembad en het besef dat de wereld zo veel mooier is met kleren aan
  • afgebladderde nagellak op mini teentjes
  • de megasupermarkt waar een allesoverheersende en afstotelijke lucht hangt dat je snel naar buiten wil rennen en daardoor te weinig boodschappen meeneemt zodat je morgen weer naar binnen moet
  • St. Malo en in de rij staan voor een parkeerplaats, zelfs de parkeerengel zag het even niet meer zitten
  • manlief achter de skottelbraai
  • boeken, boeken en boeken: de eenvoud van het leven. Lezen is genoeg.

Vakantie

De vakantie is weer voorbij. De koffers zijn leeg, de wasjes zijn gedraaid en de herinneringen opgeslagen op mijn harde schijf. Sinds lange tijd heb ik me echt goed en volledig kunnen ontspannen en dat smaakt naar meer.

Kamperen blijkt goed bij me te passen. Vorig jaar was het niet echt bevallen, maar nu paste deze camping zo goed bij me dat ik me na dag 1 al helemaal thuis voelde. Al blijft het wennen. Het volgende gedicht is ontsproten na het ontbijt op een mooie zonnige dag in Frankrijk:

Kamperen

alle geluiden slokken me op
het licht is feller
de lucht is blauwer
de geur van de ochtend hangt
aangenaam in mijn neus
elke dag vertraagt

het gras blijkt groener
maar ook platgetrapt
door al die voeten
mijn huid gebruind
haar gebleekt en het chloor
gonst in mijn oren

ook in onregelmaat zit
regelmaat
de dagen lijken langer
ervaringen intenser
aan het eind van de rit blijft
het geluid aan me kleven

ik word er niet rustiger door
de nachten zijn donker
maanlicht bereikt haar hoogtepunt
ik kijk haar aan
zij weet meer dan ze laat
merken en kijkt toe

Woord na woord neem ik
alles in me op
zie de kinderen voor me drentelen
springen, zwemmen
opeens bewust van de glans
van de maan

in de ochtend pikken
de mussen restjes croissant
zwemmen staat op het programma
in de ogen van het kind zie ik weer
die glans, ze kijkt me aan
met aan elkaar geplakte wimpers en roept:

Bommetje!

Vive la France

Levensverhaal (9)

Een overtocht in die tijd was niet zonder gevaren. Met nog een aantal andere Nederlanders ging hij aan boord van de Kilcanny, een schip van de Grimsbylijn met bestemming Fulham. Wegens het oorlogsgevaar op zee, The Great War (de Grote Oorlog, zoals de Engelsen de eerste wereldoorlog noemden), was  nog niet geëindigd, voer de Kilcanny met andere schepen in konvooi uit. De passagiers moesten zich na het instappen onmiddellijk naar hun hutten begeven en mochten deze niet weer verlaten. Dit werd gedaan om paniek te voorkomen, indien zich gevaar voordeed. Zo merkte op de Kilcanny dan ook niemand dat tijdens de overtocht ’s nachts een ander schip uit het convooi, de Kirkham Abbey, op een mijn liep en verging tezamen met alle opvarenden. Door een misverstand werden de reizigers voor Fulham onder de vermisten genoemd. De passagierslijsten waren verwisseld en thuis in Nederland werd het bericht van het vergaan van de Kilcanny overgebracht aan de familie. Onmiddellijk verkeerden zij in diepe rouw. De verloofde werd op de hoogte gesteld en plannen voor een herdenkingsceremonie werden gemaakt. Gedurende vijf dagen leefden allen in Nederland in de treurige veronderstelling dat vader was omgekomen. Op de zesde dag van zijn dood ontving de familie een telegram met het bericht dat hij aan boord van het andere schip was gestapt en goed in Londen was aangekomen.

De opluchting die het bericht teweegbracht zorgde ervoor dat zijn verloofde niet langer wilde wachten om zich bij hem te voegen. De wederzijdse families gaven hun toestemming en hij is “met de handschoen”  met zijn verloofde gehuwd. Geen sprookjeshuwelijksdag, zoals in de huidige tijd wordt nagestreefd, maar een noodzakelijke formaliteit.

Na het sluiten van het huwelijk werd alles gereed gemaakt om zijn echtgenote zo snel mogelijk over te brengen. Vier weken duurde het nog voordat de oversteek gemaakt kon worden. Vanaf dezelfde plaats als haar echtgenoot twee maanden eerder was vertrokken voer de boot met daarop zijn grote liefde naar Londen.

Levensverhaal (8)

In 1917 werd hij gedemobiliseerd en stond  voor een keuze. Hij werd geselecteerd voor een opleiding voor uitzending naar een margarinefabriek van de firma Van den Bergh & Jurgens in Fulham, Engeland. Wat zou hij doen? In Nederland blijven en vast houden aan het bestaan dat hij had of de overtocht maken en eens wat zien van de wereld. Hij was nog nooit buiten de landsgrenzen geweest. Hij groeide op in een eenvoudig gezin. Zijn ouders waren zeer vrome mensen. Ze leefden volgens de letterlijke regels van het Vaticaan en vonden het voor een man van zijn leeftijd ongehoord ongetrouwd een bestaan in een buitenland op te bouwen. Toch zagen zij ook in dat hij met zijn vertrek een hogere status zou krijgen en de sociale ladder met meerdere treden tegelijk zou bestijgen. Daar kon volgens zijn vader, die een groot zakelijk hart had, niet veel mis mee zijn.

Een extra complicatie om te kiezen voor een vertrek, was dat hij net een jonge dame had ontmoet. Ze waren nog maar kort verloofd en die verloving kon de goedkeuring van zijn ouders niet dragen. Van alle vrome dames in de familiekringen was dat meisje van Bos geen geschikte keuze. Niet dat ze niet vroom was of uit een onbehoorlijke onbemiddelde familie kwam, maar door haar gezondheidstoestand. Zijn moeder kon het niet verkroppen dat hij de voorkeur gaf aan een ziekelijke vrouw die natuurlijk vroeg of laat te veel van zijn aandacht zou opeisen waardoor hij zich niet langer kon richten op zijn statusverhogende bezigheden. Ook zou een dergelijk meisje natuurlijk geen gezonde kinderen voort kunnen brengen waardoor ook nog eens de familienaam op het spel stond. Hij nam een beslissing en als hij een beslissing nam dan bleef hij daar bij. Vastbesloten koos hij voor de liefde en verloofde zich met de liefde van zijn leven. De familie verzoende zich met deze beslissing en besloten werd dat een huwelijk plaats zou gaan vinden. Het was in die tijd absoluut tegen het gezag van God om met elkaar ongehuwd samen te wonen. Een datum werd geprikt. In augustus zou het huwelijk plaatsvinden. De familie vond dat een zomers huwelijk automatisch op de zegen van God zou kunnen rekenen. De tijd van de overvloed zou doorstromen in dit huwelijk.

Het liep anders. Het bedrijf had hem op stel en sprong nodig en hij moest eerder vertrekken.  Met beide handen greep hij de kans aan. Niet in de minste plaats voor de promotie en het daarbij behorende salaris, maar voornamelijk ook voor het avontuur. Naar Engeland gaan en daar zijn kennis overdragen aan anderen en een leven opbouwen in een vreemd land, zag hij met grote vreugde tegemoet.

Op 25 juli 1918 vertrok hij naar de overkant. Zijn verloofde bleef achter in Nederland. De familie had thuis afscheid van hem genomen. De hele dag werd weinig gesproken. Zijn moeder wende haar gezicht af naar hem en depte voortdurend haar ogen. Hij pakte zijn koffer in met een paar schone overhemden, ondergoed, een nieuw bruin pak, drie paar sokken en de bijbel. Het boek werd zorgvuldig tussen de kleding gestopt zodat het netjes de overkant zou bereiken. Toen het moment van afscheid kwam kon zijn moeder het niet verdragen hem te zien vertrekken en trok zich terug in haar slaapkamer. Zijn vader gaf hem een ferme handdruk en keek hem een paar seconden indringen aan. Hij wenste hem een behouden vaart en keek hoe hij de deur uit stapte, niet wetende dat dit misschien de laatste keer was dat hij hem levend zou zien.

Levensverhaal (7)

Het begin dat startte in 1923 of is het beter om te beginnen voor het begin?

Battersea, London, 1917-1935

Op 1 oktober 1912 trad haar vader in dienst als kuiper in de expeditieafdeling van het bedrijf dat thans onder de naam Unilever bekend staat, maar toen in handen was van de heren Van de Bergh en Jurgens. Hij dichtte tot augustus 1914 vaten margarine. Haar vader was een trots man en een harde werker. Niet bijzonder aantrekkelijk om te zien, maar zijn lange gestalte en precies gevormde gelaatsstrekken gaven hem een gedistingeerd voorkomen. Hij was het bedrijf trouw en heeft nooit een dag in zijn leven verzuimd. Hard werken, eer behalen in wat je doet is goed voor een man, vond hij. Op 31 juli 1914 werd hij, zoals velen, gemobiliseerd. Als één van de 200.000 mannen werd hij opgeroepen om zich klaar te maken voor het geval oorlog zou uitbreken. Op het moment was alles nog onzeker, welke positie zou Nederland innemen en wat werd er van de mannen verwacht, maar vader vertrok zonder klagen. Hij was een man van principes. Als zijn land hem nodig had, zou hij alles doen wat in zijn macht lag om te helpen. Op 28 juni 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit. De aanleiding, casus belli, van de oorlog was de moord op Aartshertog Frans Ferdinand, troonopvolger van Oostenrijk-Hongarije, en zijn vrouw Sophie Chotek. Naast de moord op de aartshertog en zijn vrouw was het al langer onrustig in Europa en hing de geur van oorlog al jaren in de lucht.

Vader verbleef drie jaren in trainingskampen. Onder erbarmelijke omstandigheden leerde hij met een geweer in de hand naar de grens te fietsen, hoe hij zich onzichtbaar moest maken en hoe hij kon overleven met zo min mogelijk voedsel. Het was een zware tijd. Uiteraard vielen zijn belevenissen niet te vergelijken met die van de mannen in de loopgraven. Bij thuiskomst sprak vader amper over deze tijd. Hij enige wat hij mee terug bracht was een nieuwe instelling. Een instelling om iets van zijn leven te maken. Het kon niet zo zijn dat dit alles was voor hem. Er wachtte avonturen op hem en die zou hij gaan vinden.

Afscheid

Vandaag nam ik afscheid van een dierbare. Gewoon aan de keukentafel. Nou ja gewoon? Het was heel erg heftig. De tranen vloeiden rijkelijk en alsof er een pact was gesloten deed de regen de hele dag mee. Tranen binnen en tranen buiten. De onvoorstelbare strijd die ze heeft geleverd, is niet in woorden te vatten. Ik kwam thee drinken en wist dat dit waarschijnlijk de laatste keer zou zijn dat ik haar zou zien. Zeker weten doe ik het niet, want ze voert al zes jaar een strijd en misschien leeft ze nog als ik terug kom van vakantie.

Ik voelde dat ik al een tijdje om het afscheid zat heen te dwalen. Ik wilde er niet aan, maar nu kwam het besef opeens dat ik nog direct en in persoon afscheid kon nemen. Straks was ik misschien te laat of zou ik geen contact meer hebben. Dus toog ik door de regen vanochtend naar haar toe. Haar man en dochter waren ook thuis en onze kinderen gingen ook mee. De sfeer was luchtig. Er werd gebabbeld over de vouwwagen, over het plaatse Veere -en dan vooral over het feit dat heel Nederland er heen gaat, maar niemand wil toegeven dat het hele plaatsje eigenlijk geen reet voorstelt- en over de kinderen. Na twee kopjes thee was het tijd om te vertrekken. Ik trok mijn jas aan en liep naar haar toe. Gaf haar een kus op haar wang en zei “hou je taai. Ik hoop je na de vakantie weer te zien.” Daaraan voegde ik toe: “maar als je wilt gaan, dan moet je gaan. Ik begrijp dat en zal je nooit vergeten.” Die hakte er in. Tranen vlogen alle kanten op en zij hapte naar adem. Ze kan niet meer praten en liet de computer aan het woord. Met haar ogen toetste zorgvuldig haar woorden in. “Je bent een lieve meid, altijd geweest. Altijd gezellig kletsen. Nog bedankt voor je mooie gedicht. Ik ga mijn best doen om het zo lang mogelijk vol te houden.”

Daar stond ik dan. Met mijn jas aan, op mijn sokken in haar keuken. Arm om haar heen. Snot en kwijl van haar gezicht poetsen. Haar man moest voortdurend haar kaak terug duwen, omdat die bij hevig huilen uit de kom schiet. Afscheid nemen van een dierbare is vreselijk. De wijze waarop wij daar stonden en zaten was surrealistisch. Ik kreeg het in mijn hoofd niet aan elkaar geknoopt. Mijn hoofd tolde er van. Snot bleef komen en het liefste wilde ik op de grond vallen van de pijn. Het doet zo ontzettend veel pijn om iemand zo te zien lijden.

Dat is het leven. Geen zoetsappige gedichten, geen rozengeur en maneschijn. Nee, keihard leed dat je in de bek kijkt en uitdaagt. Hoe ga je met me om? Wat wil je nou? Je krijgt me toch niet weg. Dat zijn de momenten die er toe doen. Wat zeg je op zo een moment? Hoe uit je je gevoelens?

Op de fiets terug naar huis voelde ik dat er iets bijzonders was gebeurd tussen twee mensen. Dat voelde goed. De tranen gleden mee met de regen naar de afvoer. De pijn bleef. Na een moment van ontspanning nam ik de kinderen mee naar de supermarkt. Er moest nog wat boodschappen in huis gehaald worden. Ik liep wat verdwaasd en doelloos rond en in mijn ooghoek zag ik een arm de lucht in gaan. Daar zat ze in haar rolstoel, voortgeduwd door haar dochter die naar me zwaaide. Na het afscheid zagen we elkaar weer in de supermarkt. Hoe surrealistisch wil je het hebben opgediend? Ook dat is weer het leven.

Commentaar (2)

Commentaar les 2
Drie gedichten (Ei, Supermarkt, Storm)
Op mijn gedichten heb ik commentaar ontvangen van degene die de Online Schrijfcursus geeft. Het commentaar valt me, net zoals de vorige keer op mijn verhaal, zwaar. Kritiek op mijn gedichten vind ik nog moeilijker te lezen dan op het verhaal. Gedichten zijn echt stukjes uit mijn hart en het voelt dat ik mezelf kwetsbaar opstel en dan vervolgens kritiek krijg op die kwetsbaarheid. Alsof je bloot op een marktplein staat en iedereen wijst naar dat kwabje links op je heupen en die pukkel rechts op je schouder en daarbij dan geluiden maakt als: Ieuw, bleh etc.
Ik geef een gedeelte van het commentaar weer op mijn blog en ben benieuwd of iemand er op wil reageren.
Ik citeer:
Je hebt me drie gedichten laten lezen, alle drie met een behoorlijk zware thematiek. Alle drie gaan ze over het bestaan, het leven. Het viel me op dat zowel ‘Ei’ als het titelloze gedicht eindigt met het woord ‘bestaan’. In ‘Storm’ komt in de laatste regel het woord ‘leven’ voor (en in ‘Ei’ ook nog een keer). Je hebt dit onderwerp dus vrij letterlijk benaderd. Dat vind ik niet zo sterk. Ook in poëzie geldt: show, don’t tell. Als je over zo’n groot onderwerp als het leven in het algemeen wilt schrijven, benoem het dan niet letterlijk, maar zoek naar beelden die daarvoor kunnen staan. In het titelloze gedicht en ‘Ei’ combineer je het letterlijke wel met een wat lichtere benadering, waarin ook alledaagse onderwerpen als het bakken van een ei en het afrekenen van boodschappen in de supermarkt aan bod komen. Hier zou ik nog meer op inzetten. In het titelloze gedicht zou ik ook proberen om nog concreter te formuleren. Het duurde bijvoorbeeld best lang voor ik doorhad dat de ‘zij’ in de eerste strofe waarschijnlijk slaat op iets wat in een doosje met een doorzichtige deksel zit (aardbeien?). Ik denk dat dat ook kwam doordat ‘zij’ op verlossing wachten, dat vond ik te zwaar geformuleerd. Verwijst ‘het goud rolt naar beneden’ ook weer naar het doosje? Doordat je het eerst alleen over rood hebt, wat je overigens mooi laat terugkomen, kon ik dat ook niet zo goed plaatsen.
Het gedicht ‘Storm’ vind ik van de drie gedichten het minst concreet. Het klinkt hier en daar nogal verheven (door formuleringen als ‘de krochten van mijn ziel’) en de vrij filosofische bespiegelingen over het iets en het niets lijken de lezer op afstand te houden. Het gedicht gaat over wat zich afspeelt in het hoofd van de ik-figuur en lijkt ook dicht bij de ik-figuur te blijven. Het is een hermetisch gedicht; het nodigt de lezer niet echt uit erbij betrokken te raken. Dat maakt het moeilijker om de aandacht te trekken van de lezer en hem/haar te raken.
Je gebruikt weinig hoofdletters en leestekens in je gedichten. Een nadeel hiervan kan zijn dat het voor de lezer niet duidelijk is waar je zinnen beginnen en eindigen, of dat hij moet ‘puzzelen’ om daarachter te komen. Dat is altijd jammer, want dat kost aandacht die niet aan de inhoud van je gedicht kan worden besteed. Het verwarrende vond ik vooral dat je ‘Ei’ en het titelloze gedicht met een hoofdletter begint en met een punt laat eindigen, alsof deze gedichten uit een lange zin bestaan. In ‘Storm’ gebruik je wat meer hoofdletters en punten, daar lijkt iedere strofe uit een zin te bestaan. Als ik de gedichten lees, krijg ik echter de indruk dat ze uit veel meer verschillende zinnen bestaan dan je door middel van hoofdletters en punten hebt aangegeven. Ik denk dat je twee opties hebt: meer leestekens gebruiken, of juist helemaal geen leestekens gebruiken.

Je zou ook nog eens kunnen kijken naar je regelafbrekingen. Die vond ik niet zo ‘interessant’. In het titelloze gedicht valt het nog mee, maar in ‘Storm’ en ‘Ei’ begin je ieder zinsdeel op een nieuwe regel. Door middel van regelafbrekingen kun je verrassen en extra betekenis toevoegen aan de inhoud van je gedicht, maar op deze manier hebben de regelafbrekingen niet echt meerwaarde, vind ik. De regels zijn ook nog eens vrij kort, en dat heeft gevolgen voor het ritme van je gedichten. Het klinkt allemaal vrij staccato.

Het viel me ten slotte ook op dat je nog een beetje rond dezelfde beelden blijft cirkelen in je gedichten. De zon en de lucht komen bijvoorbeeld in meerdere gedichten aan bod, en dan dus het leven en het bestaan. Niet vreemd voor een beginnende dichter, maar misschien kun je ook eens proberen om over iets héél anders te schrijven. Je hebt al een beginnetje gemaakt met het ei en de caissière. Ik ben benieuwd wat eruit komt als je jezelf zou verbieden om woorden als ‘leven’, ‘bestaan’, ‘zon’ en ‘lucht’ te gebruiken in een gedicht. Volgens mij zou je dan bijna als vanzelf komen tot originelere beelden, en daarmee tot interessantere gedichten.

Levensverhaal (6)

Ik probeerde me te herstellen en vroeg hoe ze zich voelde. Een vraag die de meeste mensen uit automatisme, nonchalant, stellen en verwachten dat het antwoord al te kennen. Het zal positief zijn. Een negatief antwoord brengt mensen uit balans. Die diepe emoties willen we niet van elkaar weten, niet dragen. Ze keek me aan met haar lichtblauwe ogen en zei dat ze moe was. ‘Lieverd i am tired. My time has come’. De laatste jaren sprak ze op onverwachtse momenten opeens Engels. Steeds meer moeite had ze met, op het oor, eenvoudige woorden. Maar in het Engels kwamen de woorden vloeiend over haar lippen. Als we gingen winkelen wilde ze altijd bij Vroom en Dreesman, niet V&D, want afkortingen vond ze ronduit verloedering van de taal, een kopje koffie drinken en in het Engels gesprekken voeren over het oude volk dat daar ook zat. Roddelen vond ze ordinair, maar het uitgebreid bespreken van generatiegenoten was voor haar een noodzakelijk gebeuren. Niet dat ze mensen van haar leeftijd als generatiegenoten zag, want zij was anders. Overduidelijk kon zij niet leven met haar leeftijd. Ze bleef jong van geest en tot in de puntjes verzorgd gekleed. Menig generatiegenoot kwam over de Britse tong en werd verweten niet meer verzorgd door het leven te gaan. Zolang de buitenkant er goed uitziet is alles ook goed, was een van haar motto’s. Hoe zwart het binnenste ook kan zijn, laat dat nooit aan de buitenwereld zien. En, die gesprekken voerde ze bij voorkeur in het Engels zodat de anderen niet mee konden luisteren.

Na een tijdje werden de gesprekken minder, de uitjes stopten en het gebruik van de Engelse taal nam toe. Langzaam begon ik te beseffen dat ze terugkeerde naar het begin.