Periode

Momenteel bevind ik me in mijn dikke periode. Eigenlijk heb ik helemaal geen zin om hier over te schrijven, maar misschien helpt het me om er weer snel uit te komen. Sinds een jaartje of vier, na het baren van drie kinderen, blijf ik last hebben van overgewicht. Niet dramatisch veel, maar genoeg om af en toe de spiegel uit het raam te willen flikkeren. De teller op de weegschaal heeft niet zo veel te maken met mijn dikke of dunne perioden. Het gaat om het gevoel en nu voel ik me een vet gemest nijlpaard in een skinny jeans.

Het grappige is dat ik vorige week dezelfde hoeveelheid kilo’s meedroeg en dat het toen geen probleem was. Er is dus meer aan de hand. Dikke perioden kenmerken zich als volgt. Ik ga opeens veel kopen. Check: vandaag naar boekenbeurs geweest en 11 boeken gescoord. Tel die op bij de drie van vorige week plus die ene bij Bol.com en de twee van gisteren. Conclusie: ik heb last van boeken-koop-obesitas. Volgende symptoom: moe en futloos. Check: ik kan niet uit mijn bed komen. Ook al slaap ik gemiddeld zeven uur per nacht, soms meer, het voelt in de ochtend als Cato hieperdepieper naast mijn bed staat alsof ik net vijf minuten mijn ogen dicht heb gehad. En dan is er nog die dikke keel die de belofte van een verkoudheid in zich heeft, die ongesteldheid die natuurlijk zich er ook mee wil bemoeien en mijn labiele gemoed. Check, check, check.

In een dikke periode voel ik me zielig en eet ik veel te veel chocolade en chips. Mijn lichaam geeft de strijd op en mijn geest heeft geen zin meer om aan dit dode paard te trekken. Mijn doel om voor mijn veertigste minimaal 5 kilo af te vakken smelt als sneeuw voor de zon. Er is wel één lichtpuntje waardoor deze dikke periode anders is dan de afgelopen honderd. Ik schrijf. Ook nu weer deze blog. Elke dag heb ik het nog volgehouden en dat voelt knetter goed. Het opschrijven van al deze meelijwekkende toestanden beuren me ook op, omdat ik gewoon keihard om mezelf moet lachen. Wat een gezeur. Vandaag wentel ik me nog even in deze deken van mededogen. Ik pak straks een nieuw boek, ga op vakantie in mijn boek, neem er een kop thee bij en misschien sta ik morgen op met mijn dunne ik.

Midden

Tegen alle verwachtingen in haalde ik mijn Havo diploma. Ik begon veelbelovend na de basisschool in de combinatieklas Havo-Vwo, haalde zelfs een negen voor Frans in de tweede klas en voor de rest allemaal goede cijfers. Ik was geen hoogvlieger, maar behoorde zeker niet tot de kansloze leerlingen in mijn klas. Na de dood van mijn vader veranderde alles. Ik bleef zitten in de derde en daarna ging het steeds verder bergafwaarts. Eén docente Nederlands zag de potentie in mij en door haar ben ik uiteindelijk geslaagd. Ik ben de opleiding Maatschappelijk werk en dienstverlening gaan volgen. Eigenlijk wilde ik naar de school voor de journalistiek, maar aangezien mijn omgeving meer iets zag in de maatschappelijke kant ben ik die studie gaan volgen. Na een paar maanden wist ik al dat dit niets zou gaan worden. Ik haalde enorme hoge cijfers, die thuis niet van harte welkom werden geheten, want wat had ik dan al die jaren daarvoor gedaan? De gedachte was dat ik niet zo snugger was en dat ik al blij mocht zijn met een toekomst in de lokale bh-fabriek. Een IQ-test vanuit school bevestigde dat beeld. Met moeite Mavo was de uitkomst. Tel daarbij mijn baldadige en recalcitrante gedrag op en voilà een beeld is gevormd.

Op de HBO ging het allemaal anders. Ik had vakken als psychologie, sociologie, politicologie, antropologie en recht. Er ging een wereld voor me open. Ik zoog alles naar binnen en braakte tijdens tentamens alles uit op papier. Ik wilde leren, ontdekken, meer en meer. Tijdens het vak recht wilde ik altijd meer weten dan, volgens de docente, nodig was voor het tentamen. ‘Ja maar juf, als je het nu zo en zo bekijkt, zit het dan niet zo?’ De onderste steen moest boven. Op een dag riep de docente me na de klas bij zich. Ze zei ‘weet je wat jij moet doen? Je moet rechten gaan studeren.’ Dat ga ik dus echt niet doen vertelde ik haar. Dat kan ik helemaal niet en dat vinden mijn ouders ook niet goed. Ze bleef aandringen en gaf me studiefolders mee.

In mijn bed fantaseerde ik over het studeren aan de universiteit. Niemand van mijn familie heeft gestudeerd. Sommigen hebben wel een vervolgopleiding gedaan, zoals de LTS, maar niemand had ooit een universiteit van binnen gezien. Ik durfde het niet te vragen aan mijn ouders. Na het bestuderen van de studiefolders en het piekeren en nachten wakker liggen besloot ik toch de stap te wagen. Ik gaf mijn cijferlijst en vertelde dat ik niet verder met deze opleiding wilde. Ik vond alle theoretische vakken geweldig, maar zodra het ging over taakgerichte dienstverlening haakte ik af. Ik had helemaal geen zin in de problemen van anderen, laat staan ze dan ook nog eens samen te moeten oplossen. Ik wilde meer.

De reactie van mijn ouders was niet positief. De twijfel aan mijn capaciteiten werden breed uitgemeten, maar mijn besluit stond vast. Ik zou rechten gaan studeren. Dit zou ik in Rotterdam gaan doen. Daar zou ik op kamers gaan wonen en mijn studie binnen vier jaar gaan afronden. Dat was mijn beeld. Ik had nog nooit zo helder mijn toekomst gezien. Ik schreef me in en toog naar Rotterdam. De kennismaking met de universiteit vergeet ik nooit meer. De collegezaal was immens. Het complex was een doolhof. Hoe ga ik hier ooit mijn weg vinden? Hoe ga ik hier mensen leren kennen? Hoe ga ik dit voor elkaar krijgen? De rector magnificus sprak ons toe. Daar zat ik in die enorme zaal, met al die medestudenten. Het waren er wel 500, in ieder geval in mijn herinnering waren het er zo veel. Ik zat ergens in het midden tussen de studenten. De rector zei: ‘Kijkt u maar naar links en kijkt u maar naar rechts. Deze mensen ziet u over vier jaar niet meer terug.’ En ik dacht: gelukkig ik zit in het midden.

Vertrokken

Zittend in je stoel
aandacht bij jezelf
je blik in je ogen
is verlangend vertrokken.

Weg uit deze ruimte
weg uit jouw lichaam
weg uit het gevoel
weg.

Je ogen kijken me aan
zeggen niets
of toch wel iets.
Ze staren
Ze zijn bruin
Ze zijn er gewoon,
ik hoor het niet.

Ik voel niets
of toch wel iets,
afstand en ontkenning.
Maar zijn dat wel gevoelens?

Je armen kruisen zich,
gewapend.
ik kijk ernaar
vanuit een plicht leg je ze naast je neer
en ik voel niets
of toch wel iets,
boosheid, verdriet en mededogen.

Dat zijn zeker gevoelens,
waar en waarachtig
Ik voel
voor jou
en jij,
jij bent
weer vertrokken.

Gedichtendag

Met gedichtendag start de week van de poëzie. Uitgeblust zit ik achter de pc en zou graag iets groots en verhevens produceren. Een gedicht dat de eeuwigheid trotseert en mij overleeft. Een gedicht waarin gevoelens tot een maximum worden uitgewrongen of een lofzang geeft over de liefde.

Maar de puf is er gewoon na een slopende dag op het werk uit. Woorden schieten te kort en de televisie en pure chocolade lokken me naar zich toe. Het vlees is zwak, het hoofd is moe en dan opeens gaat de deurbel.

Helemaal verbaasd doe ik de deur open en kijk in de bruine kijkers van de PostNl bezorger. Hij overhandigd me een pakket en mijn hart begint wat sneller te slaan. Gisteren had ik bedacht dat ik de gedichtenbundel van Joost Zwagerman wilde hebben en met een paar klikken had ik deze dan ook besteld. Ik voel aan het pak. Ja dat moet de bundel zijn. Voorzichtig maak ik het pak open en de bundel glijdt uit de doos en belandt in mijn handen. Mijn eerste indruk: mooi vormgegeven, goede titel en de gedachte wat een groot literair verlies Zwagerman betekent voor ons allen.

Ik sla de bundel open en zie een soort voorwoord staan. Joost Zwagerman heeft deze gedichten als in een koortsachtige roes geschreven. Dat ontroert me. Met een klap krijg ik het besef in mijn gezicht geworpen dat ik nooit te moe ben voor het lezen van een gedicht. A poem a day keeps the doctor away.

Onveranderd

Vandaag kwam de huidige liefde van Rika spelen. Hij is een stuk ouder, namelijk 6 en zij wordt pas over 7 maanden 6 jaar. Maar zij weten het zeker, leeftijd speelt geen rol, ze blijven voor altijd samen. Manlief en ik hadden bedacht om de twee tortelduifjes te verrassen en namen ze met in het kielzog de jongste telg mee naar een indoor speelparadijs.

In mijn jongere jaren had ik verschillende versies van de hel in mijn hoofd geschetst en een indoor speelparadijs met hysterisch rondrennende kinderen en dito muziek komt heel dicht bij een van deze scenario’s. Nu ben ik ouder, iets rustiger en kan ik het allemaal wat beter aan. De rondrennende snotjong die voortdurend tegen je aan knallen, de plastic ballen die om je oren vliegen en het gegil. Het blijft op het randje, maar gedurende een bepaalde periode -in praktijk blijkt dat precies twee en een half uur te zijn- red ik het.

Uiteraard is het volkomen mesjokke om op woensdag middag te gaan, maar gelukkig was manlief erbij en die smult van dit soort speelparadijzen. puur en alleen om het feit dat hij zelf ongegeneerd in touwen kan klimmen om zogenaamd een kind “te redden”. Hij is het grootste kind dat zichzelf als eerste aanbiedt om samen van de glijbaan te gaan. Hij vindt het gewoon heel heel heel erg leuk.

Ik had mijn boek meegenomen om op die manier mezelf af te sluiten en om de kinderen daarmee ook een plezier te doen, want anders waren we na een kwartier alweer vertrokken. Voor mij zag ik een vrouw die voorovergebogen aan een tafel zat en, zoals ik het van een afstand kon beoordelen, iets aan het nakijken was. Vast een juf. Lekker op je vrije middag huiswerk nakijken in een hysterisch speelparadijs. Wie wil dat niet? Ik keek nog eens goed. Ze draaide haar hoofd een kwartslag en zag haar profiel. Dit was onmiskenbaar een oud klasgenoot van de middelbare school en vriendin. Wij logeerden bij elkaar, kwamen op elkaars verjaardag en deelden lief en leed.

Ik was gelijk nieuwsgierig naar hoe het haar de afgelopen jaren vergaan was en stapte er op af. Na vijf seconden herkende ze me en begonnen we een gesprek. Ze vertelde over haar werk, inderdaad schooljuf, haar gezin, man en kind, waar ze woont, nog steeds in Bergen op Zoom, haar familie enzovoort en zo verder. Ik deed mijn verhaal. Ik merkte gelijk dat, ook al zit er twintig jaar tussen ons laatste contact, wij allebei niets veranderd zijn. Maniertjes, hoe iemand beweegt, kijkt, lacht, blijven hetzelfde. We zijn allebei wat uitgedijd en wat rimpeliger geworden, maar in basis zijn we gewoon hetzelfde gebleven. En wij allemaal maar denken dat alles maakbaar en veranderbaar is. Dit gesprek fleurde de boel op en zo waren er opeens vijftien minuten voorbijgevlogen. Nog 2 uur en een kwartier te gaan.

Gesprek

Ik praat veel en vaak. Op mijn werk voer ik gesprekken over zaken. Moeilijke problemen die opgelost moeten worden. Thuis praat ik over de opvoeding van de kinderen, de dagelijkse gang van het huishouden (vooral over wat manlief gaat koken en wanneer hij gaat stofzuigen) en over wat we op tv gaan kijken en wat we gaan doen aan de problemen in de wereld. De uitkomst van dat laatste is meestal dat we een zak chips open trekken en er nog eens goed over gaan denken. We praten over onze familie, vrienden en over ontelbaar andere zaken. Op het schoolplein praat ik over de school, de juffen en de hoeveelheid snot kinderen kunnen produceren. Met vriendinnen praat ik -afhankelijk van de vriendin- over kunst, mindfullness, anderen, boeken etc. Met mijn zus heb ik gesprekken over het leven, opgroeien, zelfontwikkeling, boeken en waar je de lekkerste worteltjestaart kunt eten.

Er wordt in mijn leven dus heel wat afgekletst. Ook met mijn kinderen voer ik hele gesprekken. Rika vertelt tijdens het avondeten uitvoerig over haar dag. Dat gaat dan over de lesjes die ze heeft geleerd, de liefdes die zijn ontwikkeld op het schoolplein en de grapjes die zijn gemaakt. Ik smul ervan als ik zie hoe zij een verhaal vertelt. Heel uitbundig met haar hele lijf. Een verhaal vertellen wij namelijk niet alleen maar met onze stem, maar met alles wat we hebben.

Cato heeft ook redelijk wat gespreksstof, maar zit op dit moment in een wat eentonige fase. Ik geef een korte weergave van een ochtend, middag en avond gesprek:
– Ik: Goedemorgen Cato, lekker geslapen?
– Cato: Ja hoor
– Ik: heb je nog gedroomd?
– Cato: Ja, over mammie die aan het poepen was in haar broek op de stoep.
– Ik: Oké

Middag:
– Ik: Hoi Cato, hoe gaat het?
– Cato: ghoed heeeee (ze heeft Thoolse les van oma)
– Ik: Wat ben je aan het doen?
– Cato: Poepie kak. Ik ga zo in de gang poepen in mijn broek.
– Ik: Oké, klinkt leuk.

Bedtijd:
– Ik: Ga maar lekker slapen Cato. Ik zie je morgen weer en dan gaan we iets leuks doen. Wat wil je dan doen?
– Cato: Ik ga nu dromen over poepie kak en poepen in mijn broek en over poep. En morgen ga ik met mijn fiets poepen in mijn broek.
– Ik: Oké, welterusten lieverd, slaap lekker. Ik houd van jou.
– Cato: ik ook van jou poepie kak mammie.

Wat een heerlijke gesprekken. Het leven is soms zo eenvoudig.

 

 

_

 

 

Inspiratie

Binnenkort ga ik samen met twee vriendinnen M en M meedoen aan de Kunstroute. Dat is een tweedaags evenement dat dit jaar voor de twintigste keer wordt georganiseerd. Ik heb al eens eerder meegedaan met stapelgedichten. Dat vond ik reuze spannend. Voor mij is het delen van mijn gedichten net zoiets als in mijn blootje een presentatie geven voor dertig collega’s of in mijn nakie op een volle markt in Rotterdam Blaak hardop de krant voorlezen op zaterdagmiddag. Doodeng dus.

Het schrijven van gedichten is een uiting van mijn emoties. Diepe gevoelens vertrouw ik toe aan het papier. Het lukt mij niet om met een schriftje voor me en pen in de hand te gaan zitten om doelbewust een gedicht op papier te zetten. Gedichten komen altijd spontaan op. Noem het inspiratie. Vaak voel ik een paar dagen van te voren dat er iets aan het borrelen is. Ik kan minder makkelijk in slaap vallen omdat woorden door mijn hoofd vliegen. Ze gaan in een razen tempo en na een tijdje raken ze wat vermoeid of taaien af. Degenen die blijven gaan wat ronddwalen en klitten bij elkaar en dan na een tijdje ontstaat er iets. Ik krijg de enorme drang om mijn pen te pakken. Binnen tien minuten staat er dan een gedicht op papier dat soms gedeeld wordt, soms de prullenbak in verdwijnt en soms nog weggelegd wordt in een braadpan om door te sudderen.

Toch voelt het nu wel anders. De data van de Kunstroute zijn bekend en ik kan niet te lang wachten met het maken van mijn werk. Het samen organiseren van een expositie geeft een extra dimensie. Het brengt druk met zich mee. Ik kan niet achter blijven. Het maakt ook heel wat bij me los. Vriendin M is een begenadigd fotografe en gaat heel mooie foto’s laten zien. Vriendin M maakt daarbij passende schilderijen. De expositie wordt drie dimensionaal. De gedichten complementeren de foto’s en schilderijen en vice versa. De expositie wordt groots en krachtig. Emoties staan centraal. Laat ik maar beginnen met voelen dan komt de inspiratie vanzelf en hebben de woorden nog genoeg tijd om te sudderen net zolang tot ik ze kan serveren. Wat zal dat heerlijk smaken.

 

Geluk

Ik vind de uitdrukking “een ongeluk zit in een klein hoekje” mooi. Niet omdat ik van ongeluk houd, maar omdat deze uitdrukking aangeeft dat het geluk dus, behoudens dat kleine hoekje, overal om ons heen is. Je kunt een klein hoekje niet altijd vermijden, maar het geluk is dus verder overal te vinden. Voor je, boven je, achter je, onder je en in je.

De uitdrukking “het zijn de kleine dingen die tellen” past daar perfect bij. Geluk is overal en dat hoef je dus niet na te streven, want dat wat je nastreeft is er niet. Het is een wens voor de toekomst, iets wat behaald moet worden. Het gaat toch om het nu. Soms zie ik het geluk niet. In mijn jongere jaren moest ik veel moeite doen om het te zien en was ik vaak overtuigd dat ik degene was die werd overgeslagen op het geluksgebied. Er zijn tijden geweest dat ik alles en iedereen stom vond inclusief mezelf. De wereld was maar een zwarte wolk die alleen maar boven mijn hoofd hing en de ouders die ik had waren er alleen maar om mijn leven te vergallen. De dood kwam regelmatig over de vloer en angst en boosheid waren mijn beste vrienden. Het hoekje werd mijn universum. Maar diep van binnen was er toch altijd wel iets dat licht gaf. Dat was voor mij muziek, vriendin M, de ontluikende verliefdheden (die vaak ook wel weer in zwarte donderwolken veranderden, maar oh dat gevoel van verliefdheid is toch wel heel fantastisch) en films (vooral oude zwart-wit films waarin Fred Astaire de sterren van de hemel danste).

Nu heb ik het talent ontwikkeld om het geluk heel vaak te zien. In de ogen van mijn kinderen als ze hun tekening laten zien of een voorstelling voor me geven. In een mooi verhaal, een gesprek met een vriendin, een kop thee, chocolade, een wandeling met manlief, een bloem, de geur van de lente, de eerste lente zonnestralen, de volle maan, vakanties, luieren, met zus naar een film gaan, de waterstralen op mijn huid voelen onder de douche, onder mijn heerlijke warme dekbed liggen, gieren van de lach om niets en dan in je broek piesen, een schilderij bekijken, voor me uit staren, een onmogelijke yogapose volhouden.

Vandaag is het mistig en miezert het kleine traantjes van boven en ik kan maar niet stoppen met het zien van al dat geluk. Het hoekje is vandaag heel klein.

 

Krankzinnig

Soms denk ik wel eens dat we met zijn allen hier in het Westen krankzinnig zijn geworden. We weten niet meer wat we met al ons geld moeten doen en slaan door in de gedachte dat alles maakbaar is. Ik lees regelmatig de Volkskrant. Vooral de zaterdageditie krijgt de volle aandacht. Doordeweeks neem ik vaak onvoldoende tijd om rustig de krant te lezen en dat probeer ik dan in het weekend goed te maken. Een vriendin had een tip. Ze gaf aan dat ze in het weekend de krant van voor naar achter leest en de rest van de week de bijlagen uitpluist. Nu was het er van de week ook niet van gekomen om de bijlagen te lezen dus ben ik vandaag onder het genot van een kop thee en een gevulde bolus -wat een uitvinding-gedoken in Sir Edmund van vorige week.

Door Sir Edmund ben ik op de hoogte van de boeken die ik moet lezen en krijg ik elke week een mini college. Ik doe elke keer een poging om de column van Ionica -toffe naam- te begrijpen. Wiskunde was altijd een drama op de middelbare school, maar deze wiskundige lukt het bijna om mij een wiskundig vraagstuk te laten begrijpen.

Er is ook een gadgetdesk. Om eerlijk te zijn sla ik die informatie altijd over. Ik heb niets met gadgets, raak er niet warm van en de test van deze week onderstreept dit allemaal nog eens met een dikke vette streep. Waar gaat het over? De Babypod. Nu hoop ik dat u net zo verwonderd bent als ik. Een babypod? Is dat een soort iPad met nuttige informatie over de ontwikkeling en groei van een baby? Een soort dokter Spock 2.0? Nee, niet van dat alles. Het is een apparaat dat oogt als een gigantisch roze zaadcel, aldus de onderzoekers. Een foto bevestigd deze beschrijving. Boven in de knop zitten gaatjes en van binnen is een speakertje gemonteerd. De staart is een draad met een plug voor een koptelefoon. Niets van deze informatie heb ik zelf verzonnen. De gadgetdesk heeft het ding uitvoerig bestudeerd en wat blijkt, het is een muziekspeler.

Oh, niets bijzonders hoor ik u verzuchten, want tot nu toe kent deze blog nog geen boeiende wending. Nou, houdt u vast daar komt tie. De muziekspeler wordt bij een zwangere vrouw vaginaal ingebracht zodat de foetus van zeer nabij kan kennismaken met muziek. Ik laat nu even een pauze zodat deze informatie kan indalen zoals dat door hippe mensen wordt genoemd.

Bent u er weer? De gedachte is dat baby’s in de buik behoefte hebben aan muziek zodat ze er rustiger van worden, intelligenter, taliger, motorisch beter en ze zich prettiger voelen in hun verblijf gedurende negen maanden. Er wordt veel beweerd over de invloed van muziek op foetussen, maar ondertussen is er geen wetenschappelijk bewijs dat de voornoemde voordelen echt bereikt worden. Maar los daarvan. Ik ben zelf een paar keer zwanger geweest en weet dus uit ervaring dat er een moment in de zwangerschap komt dat je verfoeid dat er ooit iets in je vagina is geweest. Laat staan dat je met een baby van tig kilo en banden die rekken waardoor je helse pijnen ervaart, nog iets nieuws daaronder naar binnen wil schuiven. De gadgetdesk heeft een proefpersoon bereid gevonden om het apparaat in te brengen en te testen. Ze constateert dat de speaker best groot is en dat er niets gebeurt. De baby reageert er niet op. En dat vind ik dus echt klasse. De revolutie onder baby’s tegen rare gadgets. Baby’s hebben helemaal geen zin in dat gedoe en de wanhopige pogingen van ouders om van hun creatie het meest fijngevoelige hoog intelligente en muzikale wonder te maken. Een baby wil gewoon liefde, aandacht, eten en poepen. Hoe ingewikkeld kan het zijn?

 

Kookpunt

Ik ben geen kok. Nooit geweest en ik zal nooit veranderen in een keukenprinses. Toch waag ik me, meestal noodgedwongen, wel eens aan een poging om een maaltijd op tafel te zetten. Het is niet dat ik niet kan koken, maar als de wereld in evenwicht zou moeten zijn en er een verdeling toegepast moet worden en er onderscheid gemaakt moet worden tussen aan de ene kant de keukenprinsjes-en prinsesjes en aan de andere kant de eters, dan stap ik vol overtuiging over de streep naar de eters. Ik houd van eten en de gezelligheid aan tafel, maar gruwel van de gedachte om daar uren voor in de keuken te staan. Daarnaast heb ik ook een vorm van kookangst die ik vooral inzet als een goed excuus om mijn man, die er wel plezier in heeft, het gezin te behoeden van hongersnood. Laten we het erop houden dat ik andere talenten heb.
Vandaag was een dag dat er gekookt moest worden, bijna zoals elke dag met uitzondering van ik haal de friet wel-dag en een pizza is toch ook best voedzaam-dag en anders rijd ik wel langs de chinees-dag, en dat manlief er niet is.
Mijn variatie in gerechten bestaat uit pastasaus met macaroni of penne of spagetti of kip met rijst of salade of groentensoep.
Vanavond wordt het pasta met macaroni. Ik maak het me gemakkelijk en haal een zak met saus. Eerst gehakt in de pan, lekker rul maken, god mag weten wat dat betekent, daarna een wokgroentepakket erbij en als laatste de saus. De kunst is om het aanrecht schoon te houden. Dat kan ik dan weer wel, terwijl manlief elke dag het voor elkaar krijgt een heerlijke maaltijd voor te schotelen en de keuken als ontploft achter te laten, lukt het mij om te koken en op te ruimen tegelijk. Best knap of misschien toch niet zo handig. De saus zit in een zak van Bertolli. Even open knippen en de saus in de pan laten zakken. Dat kan toch iedereen? Maar hoe is het nu toch mogelijk dat je nooit alle saus uit zo een zak krijgt en als je dan knijpt de saus over je hele gasfornuis schiet en niet in de pan? Dat vind ik dus zo verschrikkelijk bloedirritant. Ik raak dan al snel tegen het kookpunt aan. Als het zo moet dan bekijken ze het bij Bertolli maar. Net zoals je nooit het laatste uit een tube tandpasta krijt. Ook zo tergend. Waarom maken ze dit soort verpakkingen? En wanneer gaat de politiek hier iets aan doen?
Ik ben dan wel geen keukenprinses maar heb toch zeker ook rechten? Ik heb toch recht op alles uit de zak zonder verspilling? Ik begrijp best dat ze in Den Haag meer op de agenda hebben staan, maar dit onderwerp is toch urgent genoeg om vrijdag middag een kwartiertje over te debatteren of een mooi wetsvoorstelletje voor te bedenken.  Moedeloos word ik ervan. Gelukkig kookt manlief morgen weer, mijn prins met zijn blauwe keukenschort en pollepel als zwaard.